Suiker is meer dan alleen maar een aangename zoetstof. Suiker is ook een offergave om voorspoed en geluk mee af te dwingen. Sommige gebruiken bij feestelijke gelegenheden zijn hier nog steeds op terug te voeren, al zal menigeen tegenwoordig die diepere betekenis ontgaan. Suiker is nu vooral lekker om het lekkere.
Suiker op de trouwdag
Suiker was vroeger een van de gaven om een trouwdag te gedenken. Die trouwdagschenking is een eeuwenoud gebruik. In het eerste jaar werd op de trouwdag een geschenk van papier gegeven, in het tweede van katoen, in het derde van leer, in het vierde iets met fruit en bloemen, in het vijfde iets van hout, in het zesde iets van suiker. In het zevende volgde iets van wol en in het achtste van brons. Het zegt iets over de waarde van suiker in die dagen, want naarmate het huwelijk langer duurde, werden de geschenken kostbaarder. Zo werd de echtgenote bijvoorbeeld in het vijftiende jaar verrast met een geschenk van kristal, in het twintigste met een van porselein en in het vijfentwintigste met een van zilver.
Suiker bij het huwelijk
Net als fruit en honing, werd suiker in verre en voorbije eeuwen beschouwd als bezorger van voorspoed voor de gever ervan. Het werd daarom aan goden geofferd of in de vorm van lekkernij uitgedeeld. Onder andere het hangen van chocoladesnoepgoed in de kerstboom vindt hierin zijn oorsprong. Maar een geschenk van suiker is ook een verwachtingsvolle knipoog naar de vruchtbaarheid. Het volksgeloof wil dat het strooien van bruidsuikers een kinderrijk huwelijk helpt afsmeken. De bruidsuikers werden door de bruid na de plechtigheid op het stadhuis of in de kerk tussen de op straat toekijkende kinderen rondgestrooid. Wanneer dit uitdelen in zwang is gekomen, is onduidelijk. Feit is in ieder geval wel dat suiker lange tijd een luxeproduct was. Suiker was rijkdom, suikersnoep uitdelen een gul gebaar. Tegenwoordig worden de harde, zoete snoepjes in vaak fraaie verpakking vooral rondgedeeld onder bruiloftsgasten.
Suikerbonen
Ook bij een geboorte hoorde een suikeroffergave. In onder andere de provincie Utrecht was het gebruikelijk om een stuk marsepein aan de kraamvrouw cadeau gegeven. Men zei dan dat het ‘goed voor het zog (= moedermelk)’ was. Overigens ook anijs werd goed bevonden voor het zog.
Anijs met een laagje suiker is nog steeds het hoofdingrediënt voor ‘muisjes’. Het gebruik om anijs in suiker te dopen gaat terug tot de zestiende eeuw. In adellijke en rijke, burgerlijke kring (o.a. in Frankrijk) at men toen anijs, venkel en koriander, gekonfijt in suiker om het beter te verteren. Ook bijvoorbeeld pistache, stukken kaneel, citroen, muskus en andere welriekende en aromatische wortels werden toen ingelegd of bedekt met een heel harde laag suiker. Suikerbonen worden bij een doop al zeker vijfhonderd jaar uitgedeeld. De bonen werden meestal verpakt in een puntzakje of in doopsuikerdoosje. Ze werden gemaakt door een suikerbakker. Het suikergoed was zo hard dat men er alleen maar op kon sabbelen.
Kindjessuiker
De suikerbakker maakte behalve suikerbonen ook suikerkindjes. Dit snoepgoed werd meestal meegebracht door het kraambezoek. In sommige streken was het de taak van de meter om voor doop- of kraamsuiker te zorgen. Het werd rondgedeeld aan de kinderen uit de buurt. De ouderen moesten het tijdens de kraamvisite veelal doen met een ‘brandenwijntje met suiker’. Vaak werd de buurtkinderen erbij verteld dat zogenaamd het kindje de lekkernijen voor hen had meegebracht. Dat werd het kindermanstik genoemd. Die lekkernij kon ook een suikerbol of een boterham met suiker zijn. De achttiende-eeuwse Leidse arts J. Le Francq van Berkhey tekende de navolgende versie van het doopsuikerverhaal op: “Broertje (of zusje) heeft suiker in de Luyeren geleid, broertje is zoet, hy heeft beentjes en armpjes, geeft broertje een zoentje, hy zal U suiker geeven.” Le Francq van Berkhey is bekend als schrijver van de Natuurlyke Historie van Holland (1773).
Suiker in andere culturen
De meest uitgesproken rol als offergave speelt suiker in Mexico. De Mexicanen vieren elk jaar, begin november, het Feest van de Doden. Ze versieren op die dag het huis en de graven van hun overleden familieleden met dieren, fruit, bloemen en menselijke skeletten en schedels van suiker. Het feest gaat terug op offerrituelen van de Azteken om goden gunstig te stemmen. De Azteken wonnen hun suiker onder andere uit maïsplanten. Ze geloofden dat de goden de mens hadden geschapen uit maïsmeel en dat die gunstig gestemd moesten worden. De offerrituelen zijn na de kerstening in ere gehouden en bestanddeel geworden van het katholieke geloof in Mexico. Het Azteken-rijk is omstreeks 1520 veroverd door Spaanse conquistadores en gekerstend. Ook bij Hindoes op Bali is het trouwens gebruikelijk versuikerde (rijst-)offergaven aan de goden te offeren. Dit als bescherming tegen ziekte en ter bezwering van boze geesten.
Suikerbeest en Suikerfeest
Ook onze traditie gaat deels terug op heidense, Germaanse gebruiken. De Germanen beeldden hun goden uit in brood. Die werden geofferd. Ook werden er zo schijnoffers van dieren gedaan. Aangenomen wordt dat uit dit Germaanse offerritueel onze speculaastraditie met Sinterklaas is voortgekomen. Mogelijk is ook de oorsprong van het suikerbeest op dit oude, heidense offergebruik terug te voeren. Overigens het “Wie zoet is, krijgt lekkers” van het Sinterklaasfeest is weinig anders dan een beloningsstructuur volgens het voor-wat-hoort-wat-principe. Net als in het geval van de suikeroffers is ook hierbij sprake van uitlokking en verleiding.
De religieuze component van suiker komt ook in de Islam terug. Mohammedanen sluiten immers de vastenmaand Ramadan af met een drie dagen durend Suikerfeest. Tijdens dat feest wordt veel zoetigheid gegeten; de beloning voor de loutering en het langdurige lichamelijk afzien. De islamitische vastenmaand heeft ook een (milde) christelijke tegenhanger. Kinderen was het tijdens de vastentijd verboden snoepgoed te eten. Dat ging meestal in een speciaal trommeltje tot na de vastentijd.
Trouwens het woord suiker is oorspronkelijk afgeleid van het Sanskritische woord sarkará, dat zoiets betekent als ‘het verbrokkelde, het korrelige’. De Arabieren hebben het begrip overgenomen als ‘sukar’. En zo heet het nog steeds.