Nederlandse consumenten zien bij levensmiddelen de kenmerken ‘duurzaam’ en ‘gezond’ als onderling samenhangend. Toch weegt de mate waarin een product aan de gezondheid bijdraagt zwaarder dan de duurzaamheid ervan. Dat blijkt uit het onderzoek ‘Samenspel duurzaam en gezond?; Duurzaam eten in consumentenperspectief‘ dat het LEI, onderdeel van Wageningen UR, deed op verzoek van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Consumenten vinden in het algemeen de vraag of een product ‘gezond’ is makkelijker te beantwoorden dan de vraag naar de duurzaamheid. Dat komt ook doordat ze het lastig vinden om het begrip ‘duurzaamheid’ precies te beschrijven. Voor het huishoudelijk energiegebruik blijkt dat makkelijker te zijn dan voor de voedselcategorieën zuivel, vlees, vis en groente die in dit onderzoek zijn betrokken.
Maken de consumenten toch een onderscheid naar duurzaamheid in de winkel, dan gebeurt dat in het algemeen op grond van de verpakking of van de aanwezigheid van een keurmerk dat op scharrel, biologisch of dierenwelzijn duidt.
De begrippen ‘milieuvriendelijk’ en ‘diervriendelijk’ blijken makkelijker te hanteren. Wel zijn er op dit punt verschillen tussen groepen consumenten. Degenen die zich meer betrokken voelen bij het streven naar duurzaamheid, zeggen meer te weten over duurzaamheid en gezondheid en hebben ook minder moeite met het beoordelen van producten op die kenmerken. Zij hebben overigens ook een ander beeld van duurzame en gezonde producten dan de minder betrokken consumenten.
Wil men het gedrag van consumenten beïnvloeden, dan is om die reden een benadering per doelgroep aan te bevelen, zeggen de onderzoekers. Ook zal het in dat geval helpen om te communiceren over meer concrete eigenschappen zoals dier- en milieuvriendelijkheid, in plaats van over het nog wat vage ‘paraplubegrip’ duurzaamheid.